Als VNHI lid kunt u hieronder inloggen in het VNHI ledendeel. Gebruik als gebruikersnaam 'VNHI'.

Aanmelden voor bestaande gebruikers
   

Als zelfstandig ondernemer is de handelsagent doorgaans kwetsbaar, want de principaal kan een overeenkomst vrij eenvoudig beëindigen. Voor u als handelsagent zijn de financiële gevolgen dan groot, aangezien u uw inkomsten verliest. Onder bepaalde omstandigheden kan u dan aanspraak maken op een klantenvergoeding om dit verlies op te vangen.

Auteur: Paul Holtrop

De hoogte van de klantenvergoeding kan oplopen tot een vergoeding die gelijk staat aan een jaar commissie, die gebaseerd is op de gemiddelde inkomsten voorafgaand aan de beëindiging. Of de handelsagent ook daadwerkelijk aanspraak kan maken op die klantenvergoeding, hangt af van een aantal voorwaarden waar hij aan moet voldoen. Los van deze voorwaarden kunnen ook de feiten en omstandigheden die speelden rond de opzegging, een grote rol spelen bij de vraag of er recht bestaat op een klantenvergoeding. Onlangs boog het gerechtshof in Den Bosch zich over een agentenzaak waarbij het zich nader uitliet over de opzegging en de klantenvergoeding.

Agentenwetgeving

De agentuurovereenkomst is terug te vinden in de artikelen 7:428 tot en met 7:445 BW. Deze wetgeving vindt haar basis in de Europese Agentuurrichtlijn (86/653/EEG). Met andere woorden: in de Europese Unie hebben alle lidstaten een agentenwet en dus ook een vergoedingsregeling voor de handelsagent vastgelegd in hun wetgeving. Dit is positief voor de handelsagent, die vaak internationaal werkt en rechtszekerheid wenst.

Wanneer een klantenvergoeding?

Volgens artikel 7:442 BW heeft de handelsagent recht op een klantenvergoeding als “(a) hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren, en (b) de betaling van deze vergoeding billijk is, gelet op alle omstandigheden, in het bijzonder op de verloren provisie uit de overeenkomsten met deze klanten.”

De klantenvergoeding is een doekje voor het bloeden wanneer de principaal niet meer met de handelsagent verder wil. De principaal kan immers nog wel steeds profiteren van het klantenbestand dat de agent heeft opgebouwd, maar de handelsagent zelf verdient vaak niets meer aan deze detailhandelaren.

Het vierde lid van artikel 7:442 BW bepaalt dat de agent zijn aanspraak op een vergoeding kan verliezen, wanneer hij de overeenkomst zelf opzegt. Dit is dus een behoorlijk zware sanctie voor de handelsagent.

Opzegging?

Het hof moest zich onder meer uitlaten over de opzegging en de klantenvergoeding. De agent had de principaal in een mailbericht geschreven: “We zijn compleet uit elkaar gegroeid en daarom spijt het mij zeer (…) de samenwerking te beëindigen. (…) Ik zal netjes deze collectie (kinderkleding) afmaken, maar daarna zullen onze wegen scheiden. Natuurlijk ben ik bereid iemand in te werken (…) of als jullie meer tijd nodig hebben, langer aan te blijven.”

De principaal vatte dit op als een opzegging en daardoor had de agent zijn aanspraak op een vergoeding verloren. Het hof ging hier niet in mee. Het was van mening dat de agent alleen maar kenbaar had gemaakt dat zij in de toekomst de overeenkomst zou willen beëindigen. De handelsagent had ook haar diensten nog aangeboden, totdat er een nieuwe agent was aangetrokken. De principaal kwam hier dus niet mee weg. Sterker nog: de opzegging werd van tafel geveegd en de handelsagent had volgens het hof zelfs recht op een schadevergoeding. Maar had deze handelsagent ook recht op een klantenvergoeding?

Recht op een vergoeding?

Het stond in deze zaak vast dat alle klanten van de principaal door de agent waren aangebracht. De toets aan het eerste deel van sub a van artikel 7:442 BW was dus succesvol. De principaal had echter opgeworpen dat de agent concurrerende producten verkocht aan dezelfde klanten, tijdens en ook na het beëindigen van de relatie tussen principaal en agent. De principaal beschouwde de klanten als verloren. Aan het tweede deel van sub a van artikel 7:442 BW (dat de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren) werd volgens de principaal niet voldaan.

Dat de agent concurrerend zou handelen en dus verwijtbaar, passeerde het hof, omdat de principaal hiervan wist. Ook tijdens de samenwerking verkocht de agent al een concurrerend product aan de klanten. Het hof ging echter wel mee in de stelling van de principaal ten aanzien van het voordeel dat hij niet meer had en sloot aan bij Duitse rechtspraak over dit thema.

De Duitse rechter had al eens bepaald: “Indien de handelsagent service blijft verlenen voor dezelfde klanten en dezelfde producten, voor rekening van een andere principaal, heeft hij geen recht op een vergoeding.”

Omdat de handelsagent de klanten ook na de beëindiging van de agentuurovereenkomst blijft bezoeken voor andere merken en al langere tijd meerdere merken naast elkaar voerde, vond het hof dat er geen aanzienlijk voordeel voor de principaal meer was en dus is het niet billijk om de agent een vergoeding toe te kennen. Het hof voegt er bovendien aan toe dat de handelsagent ook voor andere principalen dezelfde klanten kan bedienen en al een schadevergoeding ontvangt van de principaal in verband met de onregelmatige opzegging. De agent had een jaar commissie als klantenvergoeding gevraagd, maar kreeg wat dat betreft het deksel op haar neus.

Voordeelvereiste

Het voordeelvereiste luistert nauw, blijkt wel uit dit arrest. Veel handelsagenten komen geen concurrentiebeding overeen voor een periode ná het einde van de agentuurovereenkomst. Natuurlijk lijkt dit logisch, omdat ze verder moeten in dezelfde branche en dus ook met veelal dezelfde klanten. Deze uitspraak laat zien dat een handelsagent daarin toch erg voorzichtig moet zijn, wil hij een reële vergoeding ontvangen en actief blijven in dezelfde branche.

Daarnaast speelt in de rechtspraak bij de beoordeling van de klantenvergoeding, naar aanleiding van het T- Mobile-arrest al een aantal jaren de zogenaamde driefasenberekening een grote rol. Kort gezegd: vooral het laatste jaar van de samenwerking wordt tegen het licht gehouden en kan aanleiding zijn om de vergoeding sterk te matigen. De klantenvergoeding van een jaar commissie is daarmee al lang geen zekerheid meer.

Heeft u vragen over het recht op een klantenvergoeding of is er een geschil over de beëindiging van de agentuurovereenkomst? Neemt u dan gerust contact op met info@vnhi.nl of met p.holtrop@vantill.nl.